Ondanks alle hectiek en werkdruk kan het heel waardevol zijn om even te vertragen en ruimte te maken voor reflectie op de kwaliteit van de hulpverlening.  Jeugdreclasseerder Sevgi vertelt ons wat reflecteren op de samenwerking haar heeft gebracht en hoe dit haar heeft geholpen.

Sevgi: “Drie of vier jaar geleden stelde ik tijdens een afsluiting met een jongere toevallig de vraag: ‘Wat had ik anders kunnen doen?’ Daarvoor had ik dat nooit gevraagd. Hoewel de jongen in kwestie niet veel op- of aanmerkingen had, zette deze vraag mij wel aan het denken. Want waarom had ik dat nooit eerder gevraagd? En waarom stelde ik deze vraag nu aan het einde van een traject, en niet in het midden? Dan had ik gelijk iets kunnen doen met de tips van de jongere. Dan kon ik misschien nog wel meer uit iemand halen.”

Sevgi Serindag (47) werkt inmiddels al 20 jaar bij William Schrikker. De eerste vijf jaar als jeugdbeschermer, maar dit bleek niet haar ding te zijn. Ze besluit de jeugdreclassering in te gaan, en ontdekt dat ze het daar veel meer naar haar zin heeft. Tegenwoordig is ze veel bewuster bezig met het reflecteren op de samenwerking. Bijvoorbeeld in de casus van Adonis*.

Verschil maak je samen

“Adonis kwam al op zijn dertiende in aanraking met justitie. Maar pas toen hij negentien was, kwam hij bij mij terecht. Hij had in de tussentijd al een hele hoop begeleiders gehad. Met niemand klikte het. Tijdens ons eerste gesprek kwam ik erachter waarom. Toen ik ging zitten, mijn jas uitdeed en een kop koffie van hem aannam, was hij verbaasd. Tot die tijd hadden begeleiders en hulpverleners hun jas aangehouden, om direct weer naar buiten te kunnen lopen wanneer ze vijftien minuten binnen waren. Dat ik de tijd nam, maakte voor Adonis duidelijk dat ik daar voor hém was. Niet om even snel mijn werk te doen en er dan weer vandoor te gaan. Uiteindelijk hebben we een uur zitten kletsen.”

Voor Sevgi was dit heel normaal. “Ik doe dit werk niet in mijn eentje”, geeft ze aan. “Wat mij betreft is het een samenwerking tussen de jongere en mijzelf. Ik zeg ook vaak tegen de jongeren dat ze jeugdreclassering niet alleen maar moeten zien als iets dat zij moeten vanwege hun straf. Wij kunnen heel veel voor iemand betekenen.”

Adonis ziet dit al snel in, en de samenwerking loopt vanaf het begin heel soepel. Sevgi heeft hem vaak gevraagd hoe dat kwam. “Hij antwoordde altijd dat hij het gevoel had dat hij mij kon vertrouwen. Dat kwam door kleine dingen zoals mijn houding tegenover hem, en hoe ik met hem in gesprek ging. Ik heb ook echt naar Adonis geluisterd. Bijvoorbeeld toen hij zei dat de gesprekken met een hulpverlener niet goed gingen. Ik had kunnen zeggen: ‘Dat hoort er nu eenmaal bij. Het is verplicht, dus je moet volhouden.’ Maar ik zag dat dat hem niet zou helpen. Natuurlijk heb ik de eerste paar keer gezegd dat hij het moest proberen. Toen hij bleef aangeven dat dit hem niet hielp ben ik met hem meegegaan naar een gesprek. Daar zag ik met eigen ogen dat het geen goede match was. Toen heb ik besloten deze behandeling te stoppen en iets anders te proberen. Vervolgens zijn we samen naar de huisarts geweest, zodat hij daar kon aangeven welke hulp hij dan wel nodig had. Met de gesprekken bij de praktijkondersteuner die hij daarna kreeg, ging het eigenlijk heel goed.”

Een keer iets anders

Ook van andere jongeren hoort Sevgi vaak dat ze het fijn vinden  dat er naar hen geluisterd wordt. Hierin speelt reflectie op de samenwerking een belangrijke rol. Even vragen wat een jongere van de samenwerking vindt, of wat zij graag anders zouden zien. Dat doet ze tegenwoordig altijd. “Zo gaf één jongere bijvoorbeeld aan dat ze het leuk zou vinden om ook eens een keer iets anders met mij te doen. Naar buiten te gaan, of ergens iets te drinken. Daar luister ik dan naar. Nu ga ik wel eens picknicken met een jongere, of we maken een wandeling in het bos. Voor hen is dat fijn, want ze voelen zich gehoord. Daarnaast geven ze vaak aan dat ze zich in zo’n setting wat vrijer voelen om sommige dingen te bespreken dan thuis of op school. Ook al zitten we daar met z’n tweeën in een gesloten ruimte. Ik haal er dus ook heel veel uit.”

Toch is dit af en toe makkelijker gezegd dan gedaan. Vanuit haar eigen ervaring, en die van collega’s, weet ze dat er vaak simpelweg geen tijd is om een keer iets extra’s te doen. “Natuurlijk wil je met elke cliënt iets ondernemen, ze meenemen om leuke dingen te gaan doen. Maar vaak ben je allang blij als je al het werk afkrijgt.”

Maar ze zou haar collega’s wel aanraden om hier af en toe wat extra tijd voor vrij te maken. En om echt naar de jongere te luisteren. “Het hoeft geen groots gebaar te zijn, iets kleins kan vaak al veel doen. Kijk maar naar Adonis. Hij is nu bijna 25, heeft een baan en een zoontje die binnenkort drie wordt. Het gaat heel erg goed met hem. Hij vertelt ook altijd graag zijn verhaal. Hij zegt altijd ‘Ik wil dat mensen van mij leren. Dat ze de jeugdreclassering vertrouwen. En dat ze hun jeugdreclasseringswerker de kans geven om hen te helpen.’ Hij heeft mij die kans gegeven vanwege de manier waarop ik hem benaderde en naar hem luisterde. Dat maakt mij trots, en dat is voor mij de mooiste uitkomst van het reflecteren op de samenwerking.”