Deze blog is geschreven door: Teun Nijst – Jeugdbeschermer 

Rode knop

In de spreekkamers beneden zaten rode knoppen voor het geval een gesprek escaleerde. Als zo’n knop door de gezinsmanager werd ingedrukt stormde de hele afdeling naar beneden om de collega te ontzetten. In dit geval was een gesprek tussen een moeder en een kind via Skype niet gelukt omdat de gezinsmanager geen verbinding kreeg met haar laptop. De moeder was in woede uitgebarsten en dreigde de boel kort en klein te slaan als niet alsnog het Skype-gesprek zou plaatsvinden. Dit was aanleiding voor de gezinsmanager om op de knop te drukken.

Ik was ook naar beneden gegaan. In de hal hadden collega’s zich verzameld rondom een vrouw van klein postuur die luid aan het schreeuwen was. Twee probeerden haar beet te pakken en naar buiten te manoeuvreren maar dit leidde tot alleen maar harder geschreeuw. Ik besloot vlakbij te gaan staan en zocht oogcontact met de vrouw. Tegen de collega’s die haar probeerden vast te pakken zei ik: ‘ niet aanraken’. Toen keerde de vrouw zich naar mij en keek me onderzoekend aan, waarna ze zich van me afkeerde en de deur uitliep.

Het voorval maakte diepe indruk op de afdeling en zwengelde de discussie over het hanteren van agressie weer aan. Een goed streven, want agressie valt niet te tolereren. Het illustreert echter ook het dominante denken in de jeugdzorg, namelijk dat we ons laten leiden door zicht en zekerheid en daaruit voortvloeiend, controle. Het hebben en geven van vertrouwen aan ouders, is minstens zo belangrijk.

Blowen

Twee jaar later werd mij een nieuwe casus toebedeeld. Ik werkte inmiddels bij William Schrikker.  Een baby van drie maanden was net uit huis geplaatst omdat haar moeder met een licht verstandelijke beperking (LVB) had geblowd en psychotisch leek te worden.
Er had ook huiselijk geweld plaatsgevonden tussen de ouders. De vader zit in het criminele circuit, zou harddrugs gebruiken en had geen verblijfsvergunning.

Moeder belde me op een moment dat ik in gesprek was. Toen ik haar na een uurtje terugbelde had ze me inmiddels al 10 keer geprobeerd te bereiken. Mensen met een LVB leven vaak in het hier en nu. Als er een probleem ervaren wordt, dan moet dat meteen opgelost worden. Met luide stem begon ze te verkondigen dat ze gestopt was met blowen en dat het onterecht was dat haar kind uit huis was geplaatst. Het Ouder- en Kindteam had gezegd dat één van de twee ouders nuchter moest zijn, dus daarmee hadden ze haar toestemming gegeven. Bovendien was het maar één haal geweest en niet een hele joint. Ik liet haar even uitrazen, om daarna het gesprek weer aan te kunnen gaan.

Ze was enorm bang om haar kind definitief kwijt te raken. Haar twee oudste kinderen stonden al onder voogdij van ‘jeugdzorg’ en had ze al jaren niet gezien. Ik vroeg wie de voogden waren geweest van haar kinderen toen er een belletje begon te rinkelen.

‘Was jij niet die moeder die toen eens stennis heeft geschopt in de hal van de Overschiestraat?’ Het bleef even stil aan de lijn. ‘Je had geloof ik een manager in het gezicht geslagen.’ ‘Gespuugd, ik had hem in zijn gezicht gespuugd. Als die laptop van de gezinsmanager het gewoon had gedaan dan was het niet gebeurd.’

“Een ouder of kind met een LVB is niet altijd even makkelijk te herkennen, omdat ze zich vaak goed kunnen verwoorden. Als ze zich dan niet aan de afspraken houden, intimiderend overkomen of ogenschijnlijk begrijpen wat je zegt, kan dit tot grote misverstanden leiden. De goede verstaander hoort dat ‘niet aan de afspraken houden’ te maken heeft met moeilijk kunnen plannen en organiseren. Agressief taalgebruik kan voortkomen uit het onvermogen om op rustige wijze voor jezelf op te komen. En als iemand doet alsof die je begrijpt, dan kan dat te maken hebben met schaamte.  Het is daarom belangrijk om te kijken wat er achter bepaald gedrag zit en in de communicatie helder en direct te zijn.  Onze methodiek: ‘Er zijn als het moet’, sluit hier goed bij aan.”

Teun Nijst Jeugdbeschermer

Hier en nu

Met de informatie die ik nu had over moeder en haar LVB, kon ik deze gebeurtenis veel duidelijker plaatsen. ‘Hier en nu’, hield ik mezelf voor. Ik besloot daarom het verleden even te laten voor wat het was, en me op de toekomst te richten.

Inmiddels had ik ook al contact gehad met andere hulpverleners en een wijkagent. Zij snapten wel dat de uithuisplaatsing was gebeurd, maar vonden het zo jammer omdat het eerst zo goed ging met de ouders en de baby. Aan de telefoon met moeder zei ik haar daarom dat we afspraken gingen maken over de omgang. ‘Wat voor afspraken dan?’ vroeg de moeder. ‘Nou, over wanneer jullie de baby willen zien.’ Het bleef even stil. ‘Moet ik dan urinetesten laten zien? Ik kan mijn begeleider van de Jellinek vragen testen af te nemen, dan stuur ik die naar je toe.’ Ik zei dat het wel goed zou komen met die testen, maar dat we echt snel een afspraak moesten maken voor de omgang. Dit leek me een goede eerste stap om de samenwerking met ouders op te zoeken.

Speelkamer

We hadden afgesproken op een kantoor van Levvel. De hulpverlener die ons toegang verleende, bleek ook al een oude bekende van moeder. Hij had haar nog begeleid toen ze zelf onder toezicht stond. Hij sprak opvallend liefdevol over haar. In de kindvriendelijke kamer zat de pleegmoeder al klaar met de baby. Ik had haar gevraagd erbij te blijven zodat ze ook kon kennis maken met ouders. Vader liep naar de Maxi-Cosi toe en wilde zijn dochter eruit halen. Hij keek in mijn richting alsof hij om toestemming moest vragen. Ik knikte goedkeurend. Voorzichtig haalde de vader haar uit de Maxi-Cosi en sprak haar zachtjes toe. De moeder stelde ondertussen vragen aan de pleegmoeder over hoe het met haar dochter ging. Ze zette weer haar luide stem op, maar stelde haar volume gaandeweg het bezoek, naar beneden bij.

Het contact tussen ouders en kind zag er rustig en vredig uit en ik gaf dit direct terug aan ouders. Ouders waren heel blij dat ze zo snel hun kind weer hadden gezien en omdat het zo goed ging besloot ik de frequentie van de omgang op te voeren naar twee keer in de week. Zo’n blijk van vertrouwen deed hen zichtbaar goed.

Terug naar huis

Naast het verbod op blowen, sprak ik met moeder af dat we hulp gingen inzetten om de interactie tussen haar en dochter te begeleiden. Dit vond ze in eerste instantie lastig. Ze wilde niet weer haar verleden ophalen en herinnerd worden aan oude trauma’s. ‘Laten we het dan niet over jouw verleden hebben, maar over het nu’ zei ik. Schoorvoetend ging ze akkoord.

De interactie tussen moeder en dochter verliep goed. Ik besloot de omgang uit te breiden van een uurtje naar halve dagen en uiteindelijk zelfs hele dagen bij ouders thuis. Ik gaf toestemming dat de baby de kerstdagen thuis zou doorbrengen. De momenten van omgang bleven rustig en vredig verlopen. Ouders maakten goed contact met de baby en de baby reageerde vrolijk en ontspannen. Hierop besloot ik de rechter te verzoeken de machtiging uithuisplaatsing niet te verlengen. De Raad voor de Kinderbescherming vond dat de William Schrikker opvallend snel een standpunt had ingenomen over terugplaatsing en dat vonden ze goed. Zij en de rechtbank stemden in met de terugplaatsing. Drie maanden had de uithuisplaatsing geduurd.

Inmiddels is de baby een blakende peuter van bijna 3 jaar.
Vertrouwen loont!