Het ontstaan van jeugdzorg in Nederland
Onder ‘jeugdzorg’ vallen alle maatschappelijke zorgvoorzieningen voor jeugdigen. Waaronder dus jeugdbescherming en jeugdreclassering. Jeugdzorg wordt ingezet wanneer er zorgen zijn over de veiligheid of de ontwikkeling van kinderen. Dat kan heel veel verschillende redenen hebben.
Er was niet altijd jeugdzorg in Nederland. Pas vanaf het begin van de 20e eeuw (rond 1900) werden bepaalde rechten en plichten van ouders en kinderen door de overheid vastgelegd in wetten. Zo werd het vanaf 1905 bijvoorbeeld wettelijk mogelijk om jongeren die de wet hadden overtreden te straffen. En het werd wettelijk mogelijk om kinderen (tijdelijk) uit huis te plaatsen wanneer de overheid de situatie thuis niet veilig genoeg vond. Deze wetten waren in die tijd wel nog vrij beperkt.
Verder dachten mensen in die tijd ook nog anders. Wanneer iemand het lastig vond om mee te doen op school, of in de maatschappij, werd deze persoon al snel ‘dom’ of ‘zwak’ gevonden. Mensen met een verstandelijke beperking kwamen vaak in een instelling terecht. Er was nog niet veel kennis over lichamelijke of verstandelijke beperkingen. En dus ook niet over goede begeleiding voor mensen met bijvoorbeeld een Licht Verstandelijke Beperking (LVB). Dit zorgde ervoor dat zij vaak minder kansen en mogelijkheden hadden dan mensen zonder Licht Verstandelijke Beperking.
De oprichter van de William Schrikker Stichting: Pier de Boer
Een man met de naam ‘Pier de Boer’ was het hier niet mee eens. Pier de Boer was een leraar in het Buitengewoon Lager Onderwijs (BLO). Hij gaf dus mensen les die meer moeite hadden met het verwerken van informatie. En die daardoor meer moeite hadden om mee te komen in de maatschappij. Door zijn baan zag hij vaak dat zijn leerlingen andere hulp nodig hadden. Of meer hulp. Verder vond hij het niet passend dat mensen met een beperking vaak in een instelling terechtkwamen. Volgens hem konden zij veel beter in hun vertrouwde omgeving blijven. Daarom ging hij zélf aan de slag om zijn leerlingen die extra ondersteuning te bieden. Bijvoorbeeld door werk voor hen te regelen.
Maar dit was natuurlijk veel te veel werk voor een leraar. Daarom werd Pier de Boer benoemd tot ‘ambtenaar voor de nazorg’, zoals dit genoemd werd. Hij stopte met lesgeven en ging zich volledig richten op het regelen voor extra ondersteuning en werk voor oud-leerlingen van het Buitengewoon Lager Onderwijs.
Het ontstaan van de William Schrikker Stichting
In 1924 werd het Buitengewoon Lager Onderwijs (BLO) door de gemeente overgenomen. Samen met de afdeling ‘nazorg’, waar Pier de Boer ambtenaar van was. Deze afdeling was inmiddels ook een erkende voogdij-instelling. Als ambtenaar van de nazorg, zette Pier de Boer rond 1930 ook een nieuwe organisatie op. Deze organisatie zorgde voor werk voor mensen die het lastig vonden om mee te komen in de maatschappij. Dit werd de AGO genoemd. Pier de Boer werd eerst secretaris van deze organisatie. En later zelfs directeur.
Pier de Boer kwam in zijn werk vaak kinderen of jongeren tegen met een (licht) verstandelijke beperking waarvan de thuissituatie niet goed was. Voogdij-instellingen hadden alleen vaak geen ervaring met kinderen of jongeren met een (licht) verstandelijke beperking, of een andere beperking. Daarom kon deze doelgroep daar niet geholpen worden. Pier de Boer stelde daarom voor dat de AGO zich zou richten op kinderen en jongeren met een beperking. Dit gebeurde in 1940. De Afdeling Voogdij van de AGO is feitelijk de voorloper van wat uiteindelijk de William Schrikker Stichting zou worden.
In 1945 overleed Pier de Boer. De AGO ging door zonder hem, en groeide zelfs. Omdat de Afdeling Voogdij steeds minder goed paste binnen de AGO werden dit in 1969 twee aparte organisaties. De Afdeling Voogdij kreeg hierbij een nieuwe naam. Eerst zou dit de ‘Pier de Boer Voogdij Stichting’ worden. Maar er was al een organisatie met een naam die bijna hetzelfde was. Daarom werd gekozen voor: William Schrikker Voogdij Stichting. William Schrikker was op dat moment een van de bestuurders.